Artroscopie van de knie
Artroscopie betekent ‘in het gewricht kijken’.
Via een kleine steekopening wordt een kleine lens in de knie ingebracht. Deze lens staat in verbinding met een camera die op zijn beurt verbonden is met een beeldscherm. Hierop kan uw chirurg zijn handelingen volgen. Het kniegewricht wordt gevuld met een vloeistof om ruimte te krijgen zodat in de knie kan gewerkt worden en om een continue spoeling van het gewricht te verkrijgen.
Meestal worden een drietal steekopeningen voorzien : één voor de lens, één voor de spoeling en één als ingangspoort voor de instrumenten.
Een artroscopie kan van verschillende gewrichten worden verricht. Hier krijgt u meer informatie over de artroscopie van de knie.
De knie bestaat uit drie beenderen :
- Bovenbeen
- Onderbeen
- Knieschijf
De contactvlakken van deze drie beenderen zijn bekleed met een gladde en elastische bekleding : het kraakbeen. Tussen boven- en onderbeen bevinden zich ook de menisci (binnenste en buitenste meniscus). Deze menisci zijn in feite een soort schokdempers die de belastingsverdeling bij het gebruik van de knie regelen.
Verder bevinden zich centraal in de knie ook twee belangrijke gewrichtsbanden : de voorste en de achterste kruisband. De binnenste en buitenste gewrichtsband bevinden zich net buiten de knie en kunnen bij een artroscopie niet gezien, noch behandeld worden.
De meeste artroscopieën worden gedaan om meniscusletsels te behandelen. Bij deze meniscusoperaties wordt het gescheurde stuk van de meniscus verwijderd of hersteld. Het niet beschadigde stuk van de meniscus blijft bewaard. Op die manier wordt zoveel mogelijk meniscusfunctie bewaard.
Ook kruisbandletsels kunnen met een artroscopie worden behandeld. Het grote voordeel van artroscopies is dat de knie niet volledig moet geopend worden en dat daardoor het chirurgisch trauma veel beperkter is dan bij de vroegere ingrepen.
Dit heeft tot gevolg dat na de meeste artroscopies de knie direct volledig mag bewogen en belast worden.
Welke verdoving wordt toegepast?
De artroscopie kan gebeuren onder volledige of plaatselijke verdoving (ruggenprik : waarbij de benen verdoofd worden).
Uw keuze voor wat betreft de vorm van verdoving kan met de anesthesist besproken worden.
Nabehandeling
Een ontstekingsremmer of een eenvoudige pijnstiller (bv paracetamol of Dafalgan) wordt u na de ingreep voorgeschreven.
U mag de knie vrij bewegen tenzij u van de orthopedisch chirurg andere instructies krijgt. Hurken en bruuske draaibewegingen worden na meniscusoperaties wel best gemeden gedurende één maand.
U mag ook stappen, maar gun de knie toch de eerste dagen voldoende rust. Doe het rustig aan.
Te sterke inspanningen kunnen immers leiden tot vocht in de knie wat de verdere evolutie zal afremmen.
Complicaties
Bij elke operatie kunnen complicaties optreden. Gelukkig zijn complicaties zeldzaam bij een arthroscopie.
Volgende complicaties kunnen optreden :
- De insteekgaatjes bloeden na of draineren vocht. In dit geval kan de arts een wondcontrole doen en eventueel nieuwe steri-strips aanbrengen. In dit geval is het ook best de knie niet te veel te plooien tot de insteekgaatjes droog zijn.
- Een bloeding in de knie kan in zeldzame gevallen optreden. Dit geeft aanleiding tot een gezwollen, stramme en pijnlijke knie. Een aspiratie van de knie (onder steriele voorwaarden) kan verlichting brengen. Richt u hiervoor tot uw huisarts of orthopedisch chirurg.
- De kans op een trombose (klonter in de bloedvaten) is zeer klein. Preventieve bloedverdunners worden dan ook enkel gegeven als er duidelijke risicofactoren bestaan. Treedt na de kijkoperatie er toch een pijnlijke, belangrijke zwelling van het onderbeen op richt u dan tot uw huisarts of orthopedisch chirurg om een trombose uit te sluiten.
Bij een probleem na de ingreep kan je ons contacteren via de Ortho-Clinic (03/ 480 35 82) tijdens de werkdagen of via spoed (03 / 491 29 00) buiten de werkdagen.
Werkhervatting
Normaal gezien, afhankelijk van wat er juist bij de artroscopie gedaan dient te worden en afhankelijk van het soort werk, varieert de werkonbekwaamheid tussen de 2 en de 4 weken.
Bespreek dit met uw orthopedisch chirurg.